ECLI:NL:CRVB:2018:3297

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
24 oktober 2018
Zaaknummer
18/350 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

Op 19 oktober 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/350 AOW-V. Deze uitspraak betreft het verzet van de appellant tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De aanleiding voor het verzet was de stelling van de appellant dat hij het griffierecht tijdig had voldaan. De Raad had eerder geoordeeld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald, en dat de appellant in verzuim was.

Tijdens de zitting van 7 september 2018 zijn partijen niet verschenen. De appellant voerde in zijn verzet aan dat hij op 6 december 2017 het verminderde griffierecht van € 46,- had betaald. Echter, de Raad oordeelde dat dit bedrag betrekking had op een andere procedure en dat voor het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep een afzonderlijk griffierecht van € 126,- verschuldigd was. De appellant was herhaaldelijk gewezen op deze verplichting.

De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat de appellant geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim was. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door rechter H.C.P. Venema, in aanwezigheid van griffier C.A.E. Bon, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 19 oktober 2018
18/350 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 19 december 2017, 17/3475 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 8 juni 2018 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 7 september 2018, waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 8 juni 2018 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet heeft appellant gesteld dat het niet juist is dat hij geen griffierecht heeft betaald aangezien hij op 6 december 2017 het verminderde griffierecht van € 46,- heeft voldaan.
Appellant heeft in verzet geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Het door appellant op
6 december 2017 voldane bedrag van € 46,- betreft het griffierecht voor een procedure bij de rechtbank met registratienummer 17/4863. Voor het instellen van hoger beroep moet afzonderlijk griffierecht worden betaald. Appellant is er bij brieven van 3 maart 2018 en
3 april 2018 op gewezen dat hij voor de procedure bij de Centrale Raad van Beroep een bedrag van € 126,- griffierecht is verschuldigd.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van C.A.E. Bon als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) C.A.E. Bon

MD