ECLI:NL:CRVB:2018:3284
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor de aanschaf van een fiets op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft appellant op 14 juni 2017 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een fiets voor zijn echtgenote, die hem mantelzorg verleent. Appellant ontving een arbeidsongeschiktheidsuitkering en zijn echtgenote had tot kort voor de aanvraag een werkloosheidsuitkering. Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle heeft deze aanvraag op 7 augustus 2017 afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die noodzakelijke kosten in de zin van artikel 35 van de Participatiewet (PW) rechtvaardigden. De rechtbank Overijssel heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de kosten voor de aanschaf van een fiets als normale kosten van vervoer moeten worden beschouwd. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was om voor deze kosten te reserveren. De Raad heeft de eerdere toekenning van bijzondere bijstand voor andere kosten niet als bewijs gezien dat appellant niet kon reserveren voor de fiets. De Raad concludeert dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat de kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en dat het hoger beroep van appellant niet slaagt.
De uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van S.H.H. Slaats als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 oktober 2018.