ECLI:NL:CRVB:2018:3234
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoek om herziening griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan over het verzet van verzoekers tegen een eerdere uitspraak van 13 maart 2018, waarin hun verzoek om herziening niet-ontvankelijk was verklaard. Verzoekers, die bijstand ontvangen, stelden dat het griffierecht niet tijdig was betaald en dat zij in betalingsonmacht verkeerden. De Raad had eerder geoordeeld dat verzoekers niet voldeden aan de criteria voor vrijstelling van het griffierecht, omdat hun inkomen boven de voor hen geldende bijstandsnorm lag.
Tijdens de zitting van 7 september 2018 hebben verzoekers hun verzet toegelicht, waarbij zij aanvoerden dat de Raad het criterium voor betalingsonmacht onjuist had toegepast. Zij betoogden dat de toegang tot de rechter in gevaar kwam door de heffing van griffierecht en dat er rekening gehouden moest worden met de beslagvrije voet. De Raad heeft echter bevestigd dat de criteria die in de uitspraak van 13 februari 2015 zijn vastgesteld, correct zijn toegepast en dat verzoekers niet in aanmerking komen voor vrijstelling van het griffierecht.
De Raad heeft geconcludeerd dat er geen reden is om af te wijken van de eerdere uitspraak en dat het verzet ongegrond is. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de toegang tot de rechter, maar bevestigt ook de noodzaak om aan de geldende criteria voor vrijstelling van griffierecht te voldoen.