ECLI:NL:CRVB:2018:3227

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
19 oktober 2018
Zaaknummer
18/19 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak

Op 19 oktober 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/19 PW-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De aanleiding voor het verzet was dat appellant, met een brief van 5 maart 2018, had beoogd het hoger beroep in te trekken. Dit werd niet eerder opgemerkt, wat leidde tot de behandeling van het verzet op 7 september 2018, waar beide partijen niet aanwezig waren.

De Raad overwoog dat de eerdere uitspraak van 5 juni 2018, die was gebaseerd op het niet tijdig betalen van griffierecht en het niet tijdig indienen van het hogerberoepschrift, niet meer van toepassing was. Aangezien appellant had aangegeven het hoger beroep in te trekken, werd het verzet gegrond verklaard. De Raad beschouwde het hoger beroep als ingetrokken en de eerdere uitspraak verviel.

Daarnaast heeft appellant in het verzetschrift aangegeven dat hij een verzoek om herziening wil indienen van een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 21 januari 2014, met nummer 13/3688. De Raad heeft besloten om de onderliggende stukken door te sturen naar de rechtbank Noord-Holland voor verdere behandeling. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

Datum uitspraak: 19 oktober 2018
18/19 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 14 november 2017, 17/2861 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 5 juni 2018 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 7 september 2018, waar beide partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 5 juni 2018 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald en het hogerberoepschrift niet binnen de termijn is ingediend.
In verzet is gebleken dat appellant met zijn brief van 5 maart 2018 heeft beoogd het hoger beroep in te trekken.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard en de uitspraak van de Raad van 5 juni 2018 vervalt. De Raad beschouwt het hoger beroep als ingetrokken.
In het verzetschrift heeft appellant te kennen gegeven dat hij een verzoek om herziening wil indienen van de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 21 januari 2014, 13/3688. De Raad zal de onderliggende stukken ter verdere behandeling doorsturen naar de rechtbank Noord-Holland.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van C.A.E. Bon als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) C.A.E. Bon

MD