ECLI:NL:CRVB:2018:3165
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering voorschot en het vertrouwensbeginsel in het bestuursrecht
Op 16 oktober 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de terugvordering van voorschotten die aan appellanten zijn verstrekt op basis van de Participatiewet (PW). Appellanten, die eerder uitkeringen ontvingen op grond van de Werkloosheidswet en de Wet arbeid en zorg, hadden een aanvraag voor bijstand ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam verleende hen voorschotten, maar vorderde deze later terug omdat er geen recht op bijstand bleek te bestaan.
De Raad heeft vastgesteld dat appellanten niet konden aantonen dat zij gerechtvaardigde verwachtingen hadden gewekt door het college, wat essentieel is voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel. De Raad oordeelde dat de appellanten niet konden bewijzen dat er uitdrukkelijke toezeggingen waren gedaan door het college die hen deden geloven dat zij de voorschotten niet hoefden terug te betalen. Bovendien werd het beroep op dringende redenen om van terugvordering af te zien afgewezen, omdat de financiële problemen van appellanten niet als uitzonderlijk konden worden beschouwd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid om de voorschotten terug te vorderen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke communicatie van overheidsinstanties en de voorwaarden waaronder terugvordering kan plaatsvinden.