ECLI:NL:CRVB:2018:2962

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
17/3557 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet in bestuursrechtelijke procedure

Op 7 september 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/3557 WAO-V. Het betreft een hoger beroep en verzet tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2017. De appellant, woonachtig in Marokko, had verzet aangetekend tegen de niet-ontvankelijkheid van zijn hoger beroep, dat eerder was afgewezen omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De Raad heeft vastgesteld dat het verzetschrift te laat was ingediend, aangezien de termijn voor indiening op 2 mei 2018 eindigde en het verzetschrift pas op 16 mei 2018 was ontvangen. De appellant voerde aan dat zijn post door een andere persoon met dezelfde achternaam werd ontvangen en dat deze zijn brieven weggooide. De Raad oordeelde echter dat er geen voldoende feiten of omstandigheden waren die de termijnoverschrijding konden rechtvaardigen. De Raad verklaarde het verzet niet-ontvankelijk en heeft het bedrag van het te laat betaalde griffierecht van € 124,- aan de appellant terugbetaald. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 september 2018
17/3557 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2017, 16/7451 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting heeft: H.C.P. Venema
Griffier: C.A.E. Bon
Ter zitting is niemand verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht van
21 maart 2018 heeft de Raad het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak
niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig is betaald.
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
De laatste dag waarop tijdig een verzetschrift kon worden ingediend, was 2 mei 2018. Het door appellant ingediende verzetschrift is gedateerd op 20 april 2018, is blijkens de poststempel op
3 mei 2018 ter post bezorgd en is op 16 mei 2018 bij de Raad ontvangen. De termijn voor het indienen van een verzetschrift is aldus overschreden.
Appellant heeft als reden van de termijnoverschrijding aangevoerd dat een andere persoon met dezelfde achternaam zijn post ontvangt en de voor appellant bestemde brieven weggooit. De Raad is van oordeel dat appellant geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Een afschrift van de uitspraak van de Raad van 21 maart 2018 is als bijlage gevoegd bij het door appellant ingediende verzetschrift. Hiermee staat vast dat de uitspraak appellant heeft bereikt. Appellant heeft geen toereikende verklaring gegeven voor de late toezending van zijn verzetschrift.
Dit betekent dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 124,-) is door de griffier van de Raad aan appellant terugbetaald.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) C.A.E. Bon (getekend) H.C.P. Venema

JA