ECLI:NL:CRVB:2018:2888

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
21 september 2018
Zaaknummer
17/2090 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing partnertoeslag AOW wegens huwelijk na 1 januari 2015

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1938, had een aanvraag ingediend voor een partnertoeslag op zijn AOW, na zijn huwelijk op 24 februari 2016. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen, omdat het huwelijk na de deadline van 1 januari 2015 was voltrokken. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat de Centrale Raad nu bevestigt.

De appellant stelde dat hij recht had op de toeslag, omdat zijn echtgenote jonger is dan 65 jaar en geen eigen inkomen heeft. Hij zelf ontvangt alleen AOW en heeft medische problemen. De Svb verdedigde de afwijzing van de aanvraag en stelde dat de wet duidelijk is: na 1 januari 2015 ontstaat er geen recht op toeslag meer bij wijziging van de leefvorm. De Centrale Raad oordeelt dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor de partnertoeslag, omdat zijn huwelijk pas na de gestelde datum is gesloten. De persoonlijke omstandigheden van de appellant, zoals zijn leeftijd en financiële situatie, kunnen niet leiden tot een ander oordeel.

De uitspraak bevestigt dat de wetgeving rondom de AOW-partnertoeslag strikt is en dat de datum van huwelijk cruciaal is voor het recht op toeslag. De Centrale Raad concludeert dat de rechtbank terecht het beroep ongegrond heeft verklaard en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

17.2090 AOW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2017, 16/5355 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , [provincie] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 6 september 2018
Zitting heeft: M.A.H. van Dalen-van Bekkum
Griffier: W.M. Swinkels
Ter zitting is verschenen: mr. A. Marijnissen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Het ouderdomspensioen van appellant, geboren in 1938, is bij besluit van 20 januari 2016 herzien naar de norm voor een alleenstaande in verband met het overlijden van zijn toenmalige echtgenote. Bij brief van 23 maart 2016 heeft appellant een partnertoeslag aangevraagd in verband met zijn huwelijk op 24 februari 2016 met [naam] , geboren in 1958. Bij besluit van 11 april 2016 heeft de Svb de aanvraag afgewezen.
Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 26 juli 2016 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan dit besluit is ten grondslag gelegd dat het huwelijk van appellant met mevrouw [naam] na 1 januari 2015 is voltrokken.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Geoordeeld is dat appellant niet voldoet aan de voorwaarde dat hij vóór 1 januari 2015 is gehuwd. Het feit dat appellant zorg draagt voor zijn echtgenote en de verdere persoonlijke situatie van appellant leiden niet tot een ander oordeel.
In hoger beroep heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat hij recht heeft op toeslag. Aangevoerd is dat de echtgenote jonger is dan 65 jaar en geen inkomsten heeft en appellant ook zelf niet beschikt over ander inkomen dan het pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellant wijst erop dat zijn pensioen lager is dan normaal (althans lager dan het maximale pensioen op basis van afgerond 50 verzekerde jaren) en hij onder medische behandeling is.
De Svb heeft gesteld dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
In artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b, van de AOW is bepaald dat na 1 januari 2015 geen recht op toeslag meer ontstaat als gevolg van wijziging van de leefvorm, waardoor niet langer sprake is van een ongehuwde als bedoeld in artikel 1, tweede en derde lid, van de AOW.
Tussen partijen is niet in geschil dat het huwelijk van appellant voor 1 januari 2015 is geëindigd door het overlijden van zijn toenmalige echtgenote en eerst na 1 januari 2015 sprake is van een wijziging in de leefvorm van appellant waardoor hij niet langer ongehuwde is als bedoeld in artikel 1, tweede en derde lid, van de AOW. Appellant is eerst op 24 februari 2016 getrouwd met [naam] . Daaruit volgt dat appellant voor haar geen recht op partnertoeslag heeft.
Aan deze conclusie doet niet af dat de echtgenote jonger is dan 65 jaar en geen inkomsten heeft en appellant ook zelf niet beschikt over ander inkomen dan het AOW‑pensioen. Daaraan doet ook niet af dat het pensioen van appellant – in zijn visie – lager is dan normaal of dat appellant onder medische behandeling is. Op grond van deze omstandigheden kan niet van het bepaalde in artikel 8, tweede lid, van de AOW worden afgeweken.
Geconcludeerd wordt dat de rechtbank terecht het beroep ongegrond heeft verklaard. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) W.M. Swinkels (getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum

TM