ECLI:NL:CRVB:2018:2875
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewetuitkering en medische beoordeling van beperkingen
Op 6 september 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die in hoger beroep ging tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW) uitkering per 23 april 2016. De appellant, die op 19 november 2014 uitviel voor zijn werk als afwasser en schoonmaker na een gebroken rechterbovenarm, stelde dat hij volledig arbeidsongeschikt was en dat hij niet goed hersteld was van zijn ongeluk. Hij had restklachten en last van tintelingen in zijn voeten en handen, en er was een verdenking op een niet ernstige dunnevezelneuropathie vastgesteld. De verzekeringsartsen concludeerden echter dat de appellant niet geschikt was voor zijn eigen werk, maar dat hij met de opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) geschikt was voor andere functies zoals inpakker, magazijnmedewerker en textielproductenmaker, waarmee hij 100% van zijn maatmaninkomen kon verdienen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de medische beperkingen van de appellant juist waren vastgesteld. De Raad was van mening dat er voldoende beperkingen waren aangenomen voor de klachten van de rechterarm en -schouder, evenals voor de voeten en handen. De appellant had zijn stelling dat hij volledig arbeidsongeschikt was niet onderbouwd met objectiveerbare medische gegevens. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 13 september 2016 had geoordeeld in deze zaak. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.