ECLI:NL:CRVB:2018:2872
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake AOW-pensioen en partnertoeslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan appellant, die in Marokko woont. Appellant had eerder een aanvraag ingediend bij de Sociale Verzekeringsbank (Svb) en ontving een AOW-pensioen met een korting van 40% omdat hij niet verzekerd was voor de AOW over een bepaalde periode. Appellant maakte bezwaar tegen de hoogte van het pensioen en de afwezigheid van een partnertoeslag voor zijn echtgenote.
De rechtbank Amsterdam had eerder de bezwaren van appellant ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Svb nader onderzoek gedaan naar de verzekeringsjaren van appellant. De Svb was bereid om de verzekering voor het jaar 1981 alsnog te erkennen, maar kon geen informatie vinden over de werkperiodes van appellant bij de betrokken bedrijven. De rechtbank had geoordeeld dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor de partnertoeslag, omdat hij pas in oktober 2015 recht had op AOW.
De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank bevestigd en geconcludeerd dat appellant niet in de administratie van de relevante pensioenfondsen voorkomt. De Raad heeft ook de beslissing van de rechtbank over de partnertoeslag onderschreven, aangezien appellant niet voldoet aan de voorwaarden zoals vastgelegd in de AOW. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken in cassatie gaan tegen deze beslissing.