ECLI:NL:CRVB:2018:2868

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2018
Publicatiedatum
20 september 2018
Zaaknummer
17/3400 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvraag bijzondere bijstand voor huisraad op basis van artikel 4:6 Awb

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een herhaalde aanvraag van appellante om bijzondere bijstand voor de kosten van vervanging van huisraad, die door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam was afgewezen. De Centrale Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin was geoordeeld dat appellante geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had aangevoerd die een herbeoordeling van de aanvraag rechtvaardigden.

De aanvraag om bijzondere bijstand was eerder op 5 maart 2015 en 5 november 2015 afgewezen, omdat appellante geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante stelde dat haar verhuizing naar een nieuwe woning een nieuw feit vormde, maar de Raad oordeelde dat dit niet het geval was, aangezien de eerdere aanvragen ook betrekking hadden op de kosten van een koelkast en wasmachine.

De Raad benadrukte dat het feit dat appellante is verhuisd, geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid is die aanleiding geeft voor een nieuwe inhoudelijke beoordeling. Bovendien had appellante tijdens de zitting verklaard dat zij de koelkast en wasmachine bij de verhuizing had meegenomen. De Raad concludeerde dat de eerdere afwijzingen van de aanvragen terecht waren en dat appellante niet had aangetoond dat het bestreden besluit evident onredelijk was. De overige gronden van appellante behoefden geen bespreking, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.3400 PW-PV

Datum uitspraak: 28 augustus 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 april 2017, 16/6316 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Zitting heeft: O.L.H.W.I. Korte
Griffier: S.H.H. Slaats
Appellante is, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.J.M. Codrington.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij besluit van 5 maart 2015 heeft het college een aanvraag van appellante om bijzondere bijstand voor de kosten van vervanging van huisraad afgewezen. Bij besluit van
5 november 2015 heeft het college een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van vervanging van huisraad, te weten voor een wasmachine, een koelkast en bedden, afgewezen met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op de grond dat appellante geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd.
Bij besluit van 16 maart 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 22 augustus 2016 (bestreden besluit), heeft het college opnieuw een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een koelkast en een wasmachine afgewezen op de grond dat appellante na de eerdere besluitvorming geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De beroepsgrond van appellante dat geen sprake is van een herhaalde aanvraag omdat zij is verhuisd en de aanvraag betrekking heeft op vervanging van de huisraad van haar nieuwe woning, slaagt niet. De eerdere aanvragen hadden eveneens betrekking op de kosten van een koelkast en een wasmachine. Het feit dat appellante is verhuisd, is geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid die aanleiding geeft voor een nieuwe inhoudelijke beoordeling. Daarbij is van belang dat appellante tijdens de zitting bij de rechtbank heeft verklaard dat zij de koelkast en wasmachine bij de verhuizing heeft meegenomen. Het is, anders dan appellante stelt, ook geen feit van algemene bekendheid dat gebruiksgoederen bij een verhuizing vervangen moeten worden.
Appellante heeft aangevoerd dat zij sinds december 2014 bijstand ontvangt en dat zij niet in staat was om geld te reserveren. Dit is echter geen nieuw feit of veranderde omstandigheid. De gestelde onmogelijkheid om te reserveren of om geld te lenen om de koelkast en de wasmachine te vervangen, bestond al ten tijde van de eerder besluitvorming. Wat appellante heeft aangevoerd leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk is. Daarvoor is onvoldoende dat appellante een alleenstaande moeder is met schulden en dat vervanging van de gebruiksgoederen noodzakelijk is. De beroepsgrond dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, kan evenmin slagen. Het ligt op de weg van appellante om nieuwe feiten of veranderde omstandigheden naar voren te brengen. Dit heeft appellante echter niet gedaan. Het college heeft dan ook terecht de aanvraag op grond van artikel 4:6, eerste lid,
van de Awb, met bijbehorende motivering, afgewezen. Dit betekent dat de overige gronden geen bespreking behoeven.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(get.) S.H.H. Slaats (get.) O.L.H.W.I. Korte
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep

LO