ECLI:NL:CRVB:2018:2808
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering op basis van medische beoordeling en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn WIA-uitkering te weigeren. Appellant, die als loodgieter werkte, meldde zich ziek met lichamelijke klachten en vroeg een WIA-uitkering aan. Het Uwv concludeerde na medisch onderzoek dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was en weigerde de uitkering. Appellant ging in bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. In beroep bevestigde de rechtbank Rotterdam de beslissing van het Uwv, waarop appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) houdt rekening met de nek-, arm- en knieklachten van appellant. De Raad volgt de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling door het Uwv. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe objectieve medische gegevens ingebracht die zijn standpunt ondersteunen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.