ECLI:NL:CRVB:2018:2658
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Afstemming van bijstand op basis van derde betalingen en inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante, die sinds 22 september 2010 bijstand ontvangt, heeft hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke sociale dienst Brunssum Onderbanken Landgraaf. Dit besluit hield in dat de bijstand van appellante werd herzien en een bedrag van € 4.487,86 aan ontvangen giften in mindering werd gebracht op de bijstand, omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden. De aanleiding voor het onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand was een melding van een derde, [X], die aangaf voor appellante diverse betalingen te hebben verricht.
De Raad heeft vastgesteld dat het dagelijks bestuur de bijstand heeft afgestemd op de omstandigheden van appellante, waarbij rekening is gehouden met de betalingen die door [X] zijn gedaan voor noodzakelijke kosten van bestaan, zoals benzine- en telefoonkosten. Appellante heeft betoogd dat zij de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden, maar de Raad oordeelt dat de verplichting om dergelijke betalingen te melden objectief is en dat opzet geen rol speelt. De Raad bevestigt dat de verlaging van de bijstand op juiste wijze is toegepast, omdat appellante door de betalingen van [X] substantieel minder kosten had.
De uitspraak van de rechtbank Limburg is door de Centrale Raad van Beroep bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers en de noodzaak om bijstandsverlening af te stemmen op de werkelijke financiële situatie van de betrokkenen.