ECLI:NL:CRVB:2018:2558

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
16 augustus 2018
Zaaknummer
17/5472 AW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bevordering korpschef politie en beoordeling boven de norm

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de korpschef van politie tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had geoordeeld dat de beoordeling van de betrokkene op 1 oktober 2013 voldeed aan het criterium van een beoordeling boven de norm. De korpschef had het verzoek om bevordering van de betrokkene afgewezen, maar de rechtbank oordeelde dat deze afwijzing niet gerechtvaardigd was. De Centrale Raad van Beroep volgt de rechtbank in haar oordeel en stelt vast dat de korpschef onvoldoende bewijs heeft geleverd voor een groeiproces van de betrokkene. De Raad oordeelt dat de betrokkene, die per 1 december 2010 in aanmerking kwam voor bevordering, nu voldoet aan alle vereisten voor bevordering naar de functie van senior GGP. De Raad wijst het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn af, omdat de rechtbank de korpschef en de Staat al had veroordeeld tot schadevergoeding in eerdere fasen van de procedure. De Raad veroordeelt de korpschef tot betaling van proceskosten aan de betrokkene en herroept het eerdere besluit van de korpschef, waarbij de betrokkene per 1 december 2010 wordt bevorderd tot senior GGP.

Uitspraak

17.5472 AW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 januari 2017 (aangevallen tussenuitspraak) en de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2017, 15/515 (aangevallen uitspraak), en op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
de korpschef van politie (korpschef)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 13 juli 2018
Zitting heeft: N.J. van Vulpen-Grootjans
Griffier: L.V. van Donk
Ter zitting zijn verschenen: mr. A.M.A.C. Theunissen, gemachtigde van de korpschef, en
mr. H. Yildiz, gemachtigde van betrokkene.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen tussenuitspraak en de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten, behoudens voor zover de korpschef is opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen;
  • herroept het besluit van 19 juni 2014 en bepaalt dat betrokkene per 1 december 2010 wordt bevorderd tot senior GGP onder gelijktijdige inschaling in schaal 8;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 29 juli 2016;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af;
  • veroordeelt de korpschef in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.002,-;
  • bepaalt dat van de korpschef een griffierecht wordt geheven van € 501,-.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
De rechtbank heeft bij de aangevallen tussenuitspraak geoordeeld dat de beoordeling van betrokkene van 1 oktober 2013 qua scores voldoet aan het criterium van een beoordeling boven de norm. Het vaststellen van het functioneren in een beoordeling geldt in beginsel
voor de gehele beoordelingsperiode, tenzij is gebleken dat op een of meerdere beoordelingsaspecten een groeiproces is doorgemaakt. De korpschef heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat betrokkene een dergelijk groeiproces heeft doorgemaakt. Daarmee is er geen reden om aan te nemen dat de beoordeling van 1 oktober 2013 niet ook (uiterlijk)
31 december 2012 gold. De korpschef mocht het verzoek om bevordering dus niet afwijzen op de grond dat betrokkene niet voldeed aan de voorwaarde van vakmanschap, blijkend uit een recente beoordeling boven de norm. De rechtbank heeft de korpschef in de gelegenheid gesteld het gebrek in de besluitvorming op het punt van de verwachte geschiktheid te herstellen door betrokkene een assessment te laten afleggen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover van belang, overwogen dat ook
de aanvullende motivering van de korpschef de afwijzing van het verzoek om bevordering niet kan dragen. In de tussenuitspraak is reeds het oordeel gegeven dat betrokkene op
31 december 2012 voldeed aan het criterium van een beoordeling boven de norm, zodat het
de korpschef niet vrijstond hierover een ander standpunt in te nemen in de aanvullende motivering. De korpschef is met de tussenuitspraak uitsluitend in de gelegenheid gesteld om betrokkene deel te laten nemen aan een assessment. Nu betrokkene dat met een positief resultaat heeft afgelegd, voldoet hij aan alle vereisten voor bevordering en komt hij in aanmerking voor bevordering naar de functie van senior GGP.
In hoger beroep heeft de korpschef gronden aangevoerd over de reikwijdte van de gelegenheid die de rechtbank in de aangevallen tussenuitspraak heeft geboden om de gebreken in de beslissing op bezwaar van 29 juli 2016 te herstellen en over het oordeel van de rechtbank dat betrokkene voldeed aan het criterium van een beoordeling boven de norm. De Raad volgt de rechtbank op beide onderdelen in haar oordeel. Dat betrokkene met betrekking tot het voor de beoordeling boven de norm cruciale aspect ‘resultaatgerichtheid’ een groeiproces heeft doorgemaakt, dat nog doorging in 2013, blijkt niet uit de beoordeling van
1 oktober 2013 en ook niet uit wat leidinggevende N hierover heeft verklaard. De verklaring van N ziet deels op andere aspecten van de beoordeling dan ‘resultaatgerichtheid’ en deels op de verwachte geschiktheid van betrokkene. Betrokkene heeft door het assessment succesvol af te leggen aangetoond te beschikken over de verwachte geschiktheid. Nu betrokkene beschikte over een beoordeling boven de norm, verwacht geschikt was voor de functie van senior GGP en tevens voldeed aan de werkervaringseis van drie jaar kwam hij conform de door de korpschef gehanteerde gedragslijn voor bevordering in aanmerking per 1 november 2010 of zoveel later als hij voldeed aan de werkervaringseis. Dat is 1 december 2010. De aangevallen tussenuitspraak en de aangevallen uitspraak kunnen - voor zover aangevochten - in stand blijven, zij het dat de opdracht tot het nemen van een nieuw besluit kan vervallen, nu ter zitting van de Raad duidelijk is geworden dat betrokkene werkzaam is gebleven binnen
de GGP.
Het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn dat betrokkene ter zitting van de Raad heeft gedaan wijst de Raad af, nu de rechtbank de korpschef en de Staat al heeft veroordeeld tot vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bestuurlijke en de rechterlijke fase en in de fase van het hoger beroep geen verdere overschrijding heeft plaatsgevonden. Er is aanleiding de korpschef te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 1.002,- voor verleende rechtsbijstand.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(get.) L.V. van Donk (get.) N.J. van Vulpen-Grootjans

LO