ECLI:NL:CRVB:2018:2484

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 augustus 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
17/6916 ZW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet betalen griffierecht

Op 9 augustus 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/6916 ZW-V. Deze uitspraak betreft het verzet van een appellant tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De appellant had verzet aangetekend, waarbij hij stelde dat hij vergeten was het griffierecht te voldoen. Tijdens de zitting op 7 juni 2018 was de appellant aanwezig, terwijl het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet vertegenwoordigd was.

De Raad overwoog dat de eerdere uitspraak van 21 februari 2018 terecht was, omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. De appellant had in zijn verzetschrift aangegeven dat hij veel zaken had lopen en dat er daardoor wel eens iets mis kon gaan. Echter, de Raad oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de appellant niet in verzuim was geweest. Het feit dat de appellant het griffierecht was vergeten te betalen, werd niet als verschoonbaar beschouwd.

De Centrale Raad van Beroep verklaarde het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door rechter H.C.P. Venema, in aanwezigheid van griffier N.L. Kuipers, en werd openbaar uitgesproken op 9 augustus 2018.

Uitspraak

Datum uitspraak: 9 augustus 2018
17/6916 ZW-V, 17/6924 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank
Oost-Brabant van 14 september 2017, 16/3351 en 16/3683 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 21 februari 2018 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 7 juni 2018, waar appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 21 februari 2018 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de in de brief van 27 november 2017 gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift heeft appellant te kennen gegeven dat hij kennelijk is vergeten het griffierecht te voldoen. Ter zitting heeft appellant aangevoerd dat hij inmiddels 80 zaken heeft liggen en dat er (dus) wel eens iets mis gaat.
De Raad is van oordeel dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Dat appellant is vergeten het griffierecht te voldoen is geen reden om het niet betalen van het griffierecht verschoonbaar te achten.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

RH