ECLI:NL:CRVB:2018:2483

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 augustus 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
17/7165 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2018 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 20 februari 2018, waarin haar hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De zaak betreft een bestuursrechtelijk geschil tussen appellante en het college van burgemeester en wethouders van Meierijstad. De appellante had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 15 september 2017, maar had haar hogerberoepschrift te laat ingediend. De laatste dag voor het indienen was 1 november 2017, maar appellante diende haar beroep pas op 2 november 2017 in.

Appellante voerde in verzet aan dat zij dacht dat 2 november 2017 de laatste dag van de beroepstermijn was en dat zij tot het einde van de termijn had gewacht om een oplossing te vinden met verschillende partijen. De Raad overwoog echter dat de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en dat de termijn begon op 21 september 2017, na de bekendmaking van de aangevallen uitspraak. De Raad concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat appellante niet tijdig had ingediend.

De Centrale Raad van Beroep verklaarde het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 9 augustus 2018.

Uitspraak

Datum uitspraak: 9 augustus 2018
17/7165 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank
Oost-Brabant van 15 september 2017, 17/10 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Meierijstad (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 20 februari 2018 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 7 juni 2018, waar appellante is verschenen. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 20 februari 2018 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 1 november 2017. Appellante heeft bij de Raad digitaal hoger beroep ingesteld op 2 november 2017. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
In verzet heeft appellante te kennen gegeven dat zij dacht dat 2 november 2017 de laatste dag van de beroepstermijn was en dat het hogerberoepschrift (dus) tijdig is ingediend. Verder heeft appellante aangevoerd dat zij tot het einde van de termijn heeft gewacht met het instellen van hoger beroep omdat zij heeft geprobeerd met verschillende partijen tot een oplossing te komen.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. De aangevallen uitspraak is verzonden op (woensdag) 20 september 2017. Ingevolge artikel 6:8 van de Awb gaat de termijn in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak is bekendgemaakt, in dit geval dus met ingang van (donderdag) 21 september 2017. “Met ingang van” een bepaalde dag moet worden begrepen als: bij het begin van die dag, in dit geval dus op (donderdag) 21 september 2017 om 00.00 uur. Dat betekent dat de termijn eindigt (afloopt) op (woensdag) 1 november 2017 na het verstrijken van het tijdstip 23.59 uur. Het beroepschrift is niet voor het eind van deze termijn ontvangen. Dat appellante tot het laatste moment heeft gewacht met het instellen van hoger beroep omdat zij tot een oplossing wilde komen is geen omstandigheid op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

RH