ECLI:NL:CRVB:2018:2479

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 augustus 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
18/17 WMO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen onbevoegdverklaring in hoger beroep bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de onbevoegdverklaring van de Raad in een eerdere uitspraak van 16 februari 2018. Appellante had verzet aangetekend tegen deze onbevoegdverklaring, waarin de Raad zich niet bevoegd verklaarde om kennis te nemen van het door haar ingestelde hoger beroep. De Raad oordeelde dat de aangevallen uitspraak een uitspraak is als bedoeld in artikel 8:84, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen op grond van artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder d, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld.

Tijdens de zitting op 7 juni 2018 heeft appellante aangevoerd dat de onbevoegdverklaring een schending van haar fundamentele rechten zou zijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Tevens stelde zij dat de rechtbank het verkeerde bestuursorgaan als partij had aangeduid, en dat het college van burgemeester en wethouders van Utrecht het juiste bestuursorgaan zou zijn. De Raad heeft echter geen feiten of omstandigheden kunnen vaststellen die een doorbreking van het wettelijke appelverbod rechtvaardigen.

De Raad benadrukte dat volgens vaste rechtspraak een doorbreking van een wettelijk appelverbod alleen kan plaatsvinden bij evidente schendingen van de eisen van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen. In deze zaak was daarvan geen sprake. De Raad concludeerde dat de rechtbank nog een uitspraak moet doen over het beroep van appellante en dat de vraag of het juiste bestuursorgaan is aangemerkt in deze procedure niet aan de orde kan komen. Uiteindelijk werd het verzet ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Datum uitspraak: 9 augustus 2018
18/17 WMO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 6 november 2017, 17/4380 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
Manager Specialistische Ambulante Hulpverlening (gedaagde)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 16 februari 2018 heeft de Raad zich onbevoegd verklaard om van het door appellante ingestelde hoger beroep kennis te nemen.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 7 juni 2018. Appellante is verschenen. Gedaagde heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 16 februari 2018 berust op de overwegingen dat de aangevallen uitspraak een uitspraak is als bedoeld in artikel 8:84, eerste lid, van de Awb, waartegen op grond van artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder d, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld.
In het verzetschrift heeft appellante aangevoerd dat zij de onbevoegdverklaring ervaart als een schending van fundamenteel recht zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Ter zitting heeft appellante te kennen gegeven dat de rechtbank het verkeerde bestuursorgaan als partij heeft aangeduid. Volgens appellante is het college van burgemeester en wethouders van Utrecht het juiste bestuursorgaan.
De Raad ziet in hetgeen appellante heeft aangevoerd geen feiten of omstandigheden die een doorbreking van het wettelijke appelverbod rechtvaardigen.
Volgens vaste rechtspraak - zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 6 augustus 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BX3733) - kan voor doorbreking van een wettelijk appelverbod aanleiding zijn indien sprake is van een evidente schending van eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. Deze situatie doet zich hier niet voor.
Ingevolge artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder d, van de Awb kan geen hoger beroep worden ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84, eerste lid, van de Awb. Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter alleen het verzoek om voorlopige voorziening beoordeeld en geen uitspraak gedaan in de hoofdzaak. De rechtbank moet nog een uitspraak doen over het beroep van appellante.
Aan de vraag of de juiste instantie als bestuursorgaan is aangemerkt, kan in deze procedure niet worden toegekomen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

RH