ECLI:NL:CRVB:2018:2455
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake geüniformeerde maatregel en procesbelang bijstand na intrekking
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank het beroep van appellanten tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de Gemeentelijke Regeling WerkSaam Westfriesland ongegrond heeft verklaard. Appellanten, die bijstand ontvingen op basis van de Participatiewet, hebben een maatregel opgelegd gekregen wegens het niet nakomen van verplichtingen in het kader van hun re-integratietraject. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellanten vanaf 29 april 2015 bijstand ontvingen, maar dat appellant zich niet heeft gehouden aan de afspraken die gemaakt waren in het kader van het MBU-traject. Ondanks dat appellant zich ziek meldde, heeft hij niet kunnen aantonen dat hij niet in staat was om te werken. De rechtbank oordeelde dat het dagelijks bestuur terecht een maatregel van 100% verlaging van de bijstand heeft opgelegd voor de duur van een maand.
In hoger beroep hebben appellanten hun standpunt herhaald dat het aangeboden werk niet passend was vanwege astmatische klachten. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellanten nog steeds procesbelang hebben, omdat de hoogte van de bijstand van belang is voor het terug te vorderen bedrag. De Raad heeft de gronden van appellanten in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze nagenoeg een herhaling zijn van de eerder aangevoerde gronden. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en bevestigd dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank is dan ook bevestigd, zonder veroordeling in proceskosten.