ECLI:NL:CRVB:2018:2419

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juli 2018
Publicatiedatum
8 augustus 2018
Zaaknummer
17/1894 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van AIO-aanvulling en de datum van melding voor bijstandsaanvraag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die van 10 mei 1981 tot en met 30 juni 2016 bijstand ontving, heeft op 26 juli 2016 een aanvraag ingediend voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de AIO-aanvulling toegekend met ingang van de meldingsdatum, maar niet eerder, omdat er volgens de Svb geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere toekenning rechtvaardigden. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft de appellant opnieuw betoogd dat er redenen zijn om de AIO-aanvulling eerder toe te kennen. De Raad heeft overwogen dat volgens de Participatiewet de bijstand wordt toegekend vanaf de dag van de melding om bijstand aan te vragen, tenzij er op die dag nog geen recht op bijstand bestaat. De Raad heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van deze regel rechtvaardigen. De gronden die de appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn in wezen een herhaling van eerdere argumenten die al door de rechtbank zijn weerlegd. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.

Uitspraak

17.1894 PW

Datum uitspraak: 24 juli 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 23 januari 2017, 16/2776 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. T.M.J. Oosterhuis-Putter, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Oosterhuis-Putter. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Oudenes.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft van 10 mei 1981 tot en met 30 juni 2016 samen met zijn echtgenote bijstand ontvangen naar de norm voor gehuwden. Vanaf 1 juli 2016 ontvangt appellant een onvolledig ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2.
Op 26 juli 2016 heeft appellant zich gemeld bij de Svb voor het doen van een aanvraag voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) naar de norm voor een gehuwde.
1.3.
Bij besluit van 9 augustus 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 12 oktober 2016 (bestreden besluit), heeft de Svb appellant en zijn echtgenote een AIO-aanvulling toegekend met ingang van 26 juli 2016. De Svb heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan de AIO-aanvulling kan worden toegekend over de periode voorafgaand aan de melding.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe - verkort weergegeven - overwogen dat appellant en zijn echtgenote er niet in zijn geslaagd aannemelijk te maken dat sprake is van bijzondere omstandigheden om af te wijken van het uitgangspunt dat de AIO-aanvulling wordt toegekend vanaf de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om de aanvulling aan te vragen. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat de Svb appellant bij brief van
2 mei 2016 heeft geïnformeerd over de mogelijkheid een AIO-aanvulling aan te vragen en over het feit dat, indien sprake is van bijstand, deze eindigt wanneer hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Voor zover appellant de strekking van de brief door taalproblemen dan wel anderszins niet direct duidelijk was, had het op zijn weg gelegen om hiervoor tijdig hulp in te schakelen, dan wel contact op te nemen met de Svb. Bovendien levert onbekendheid met een wettelijke regeling volgens vaste rechtspraak geen bijzondere omstandigheid op. In de persoonlijke omstandigheden van appellant en zijn echtgenote en hun financiële situatie zijn evenmin bijzondere omstandigheden gelegen waardoor zij niet in staat waren om zich eerder bij verweerder te melden voor een AIO-aanvulling.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Evenals in bezwaar en beroep stelt hij zich op het standpunt dat er redenen zijn om de AIO-aanvulling toe te kennen met ingang van een eerdere datum dan de datum waarop hij zich heeft gemeld om de aanvulling aan te vragen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet (PW) is bepaald dat de bijstand wordt toegekend vanaf de dag van de melding om bijstand aan te vragen, tenzij op die dag nog geen recht op bijstand bestaat. Uit artikel 47a, tweede lid, van de PW volgt dat deze bepaling ook van toepassing is op het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een AIO-aanvulling door de Svb.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak inzake toepassing van artikel 43 en 44 van de Wet werk en bijstand (uitspraak van 21 maart 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AV8690), welke rechtspraak onder de PW zijn gelding heeft behouden, bestaat in beginsel geen recht op bijstand over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of - in voorkomende gevallen - een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen.
4.3.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat hij en zijn echtgenote in beroep hebben aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de in beroep aangevoerde gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig is. De Raad voegt hieraan toe dat niet is gebleken dat de Svb onzorgvuldig heeft gehandeld door bij de brief van 2 mei 2016 geen aanvraagformulier bij te sluiten. Ter zitting heeft de Svb toegelicht dat het gebruikelijk is dat personen, aan wie een onvolledige
AOW-uitkering wordt toegekend, te wijzen op de mogelijkheid om een AIO-aanvulling aan te vragen. Het is niet gebruikelijk dat de Svb aan de brief waarin die informatie wordt verstrekt, een aanvraagformulier toevoegt, aangezien niet alle personen met een onvolledig ouderdomspensioen recht hebben op deze aanvulling. Dit is immers afhankelijk van het gezinsinkomen en vermogen. Er is geen grond voor het oordeel dat de Svb in het geval van appellant, in afwijking van de gebruikelijke gang van zaken, een uitzondering had moeten maken.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2018.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) J. Smolders
sg