ECLI:NL:CRVB:2018:2406
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand voor juridische kosten; onbekendheid met beleid is geen bijzondere omstandigheid voor terugwerkende kracht
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. Y. Eryilmaz, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had eerder de aanvraag van appellante voor bijzondere bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) afgewezen. Appellante had op 25 februari 2016 bijzondere bijstand aangevraagd voor juridische kosten, maar het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers weigerde deze aanvraag, omdat deze niet tijdig was ingediend volgens hun beleid. Appellante stelde dat zij niet op de hoogte was van de termijn en dat zij in de veronderstelling verkeerde dat haar aanvraag tijdig was ingediend, mede door een mededeling van een medewerker van Baanbrekers.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 7 augustus 2018 geoordeeld dat onbekendheid met het beleid van het dagelijks bestuur geen bijzondere omstandigheid vormt die rechtvaardigt dat bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend. De Raad heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat appellante een ondubbelzinnige toezegging heeft ontvangen dat haar aanvraag tijdig was. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. De Raad concludeert dat het dagelijks bestuur zijn beleid consistent heeft toegepast en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.