ECLI:NL:CRVB:2018:2312

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juli 2018
Publicatiedatum
30 juli 2018
Zaaknummer
17/3115 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsverlening wegens ontbreken hoofdverblijf en gezamenlijke huishouding

Op 10 juli 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/3115 PW-PV. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam van 15 maart 2017. In deze zaak heeft de appellante, die niet verschenen was, gronden aangevoerd over haar hoofdverblijf op het opgegeven adres in de periode van 3 november 2015 tot en met 3 december 2015, en over de wederzijdse zorg in relatie tot haar tante, met wie zij een gezamenlijke huishouding voerde in de periode van 11 februari 2016 tot en met 6 april 2016.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de gronden die door appellante zijn aangevoerd, een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden gemotiveerd weerlegd, en appellante heeft geen nieuwe redenen aangedragen waarom deze weerlegging onjuist of onvolledig zou zijn. De Raad heeft zich volledig kunnen vinden in het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die aan dat oordeel ten grondslag liggen.

Het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel heeft de aanvraag om bijstand terecht afgewezen, omdat appellante in de eerste periode geen hoofdverblijf had op het opgegeven adres en in de tweede periode een gezamenlijke huishouding voerde met haar tante. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

17.3115 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 maart 2017, 16/6289 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel (college)
Datum uitspraak: 10 juli 2018
Zitting heeft: W.H. Bel als lid van de enkelvoudige kamer.
Griffier: S.H.H. Slaats
Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overweging:
In hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2017:1939) heeft appellante gronden aangevoerd over het hebben van hoofdverblijf op het opgegeven adres in de periode van 3 november 2015 tot en met
3 december 2015 (periode 1) en over het ontbreken van wederzijdse zorg in relatie tot haar tante, [naam tante] ( [X] ), met wie zij – wat tussen partijen niet in geschil is – een gezamenlijk hoofdverblijf heeft op het opgegeven adres in de periode van 11 februari 2016 tot en met 6 april 2016 (periode 2). Deze gronden zijn een herhaling van wat appellante in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellante heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de betrokken gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dat wel onvolledig is. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen waarop dat oordeel rust. Het college heeft dan ook terecht de aanvraag om bijstand afgewezen op de grond dat appellante in periode 1 geen hoofdverblijf had op het opgegeven adres en in periode 2 een gezamenlijke huishouding voerde met [X].
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) S.H.H. Slaats (getekend) W.H. Bel
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over gezamenlijke huishouding.