ECLI:NL:CRVB:2018:2276
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onvoldoende duidelijkheid over woonsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had op 4 maart 2016 een aanvraag voor bijstand op grond van de Participatiewet (PW) ingediend, maar deze aanvraag werd op 10 mei 2016 afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Helmond. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellant onvoldoende duidelijkheid had gegeven over zijn woonsituatie, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat er een uitgebreid onderzoek is verricht door de gemeente Helmond, waarbij onder andere dossieronderzoek, huisbezoeken en gesprekken met de appellant zijn gevoerd. De bevindingen toonden aan dat het waterverbruik op het opgegeven adres extreem laag was en dat de huurbetalingen inconsistent waren. Appellant verklaarde dat hij veel tijd in Eindhoven doorbracht, maar kon geen duidelijke uitleg geven over zijn woonsituatie.
De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat appellant onvoldoende duidelijkheid had verschaft over zijn woonsituatie, en deze conclusie werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad oordeelde dat de appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting had voldaan, wat een grond voor de afwijzing van de bijstandsaanvraag vormde. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank terecht was en bevestigde deze.
De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van juiste en volledige informatie door de aanvrager van bijstand, en dat het bijstandverlenend orgaan de verantwoordelijkheid heeft om deze informatie te controleren. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.