ECLI:NL:CRVB:2018:2069
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking bijstand en inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarbij de rechtbank het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. Appellante ontving bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en stond ingeschreven op een adres in Nederland. Echter, er ontstond twijfel over haar hoofdverblijf, omdat zij in België kinderbijslag had aangevraagd en daar ingeschreven stond. Na een onderzoek door de gemeente Amsterdam, waarbij onder andere dossieronderzoek en een huisbezoek zijn uitgevoerd, heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam besloten de bijstand van appellante met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit ongegrond verklaard, omdat appellante haar inlichtingenverplichting niet was nagekomen. De rechtbank heeft de beslissing van het college bevestigd, waarna appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellante onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar woon- en leefsituatie in Nederland. De Raad bevestigt dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.