ECLI:NL:CRVB:2018:2053
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep WIA-uitkering en geschiktheid voor eigen werk
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die haar beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante had geen recht op een WIA-uitkering omdat zij geschikt werd geacht voor haar eigen werk. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken. Appellante was voor 18 uur per week werkzaam als algemeen medewerkster en meldde zich ziek met schouder- en psychische klachten. Een verzekeringsarts concludeerde dat zij, ondanks haar klachten, geschikt was voor haar eigen werk. Na bezwaar en een aanvullend onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep, werd het eerdere besluit van het Uwv bevestigd. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen. In hoger beroep voerde appellante aan dat er onjuistheden waren in de rapportages van de verzekeringsartsen, maar de Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden verricht en dat er geen aanknopingspunten waren om aan te nemen dat de medische beperkingen onjuist waren vastgesteld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.