In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van bijstand voor appellante, die zich op 5 juni 2015 heeft gemeld voor bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft appellante pas bijstand verleend met ingang van 14 juli 2015. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij recht heeft op bijstand met terugwerkende kracht tot 8 april 2015, 8 mei 2015 of 5 juni 2015. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het college herhaaldelijk geen inlichtingen heeft verstrekt over de handelwijze na de melding van appellante, waardoor de onduidelijkheid voor rekening van het college komt. De Raad heeft geoordeeld dat appellante recht heeft op bijstand over de periode van 5 juni tot 14 juli 2015, omdat zij zich op 5 juni 2015 heeft gemeld en het college niet heeft aangetoond dat appellante niet tijdig een aanvraag heeft ingediend. De Raad heeft het besluit van het college vernietigd en bepaald dat appellante bijstand wordt verleend naar de voor haar geldende bijstandsnorm voor de betreffende periode. Tevens is het college veroordeeld in de kosten van appellante, die zijn begroot op € 3.006,-.