ECLI:NL:CRVB:2018:1974
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- A. Stehouwer
- E.C.R. Schut
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde inkomsten uit eigen bedrijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de intrekking en terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Breda aan de orde is. Appellante ontving sinds 1 juni 2012 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en kreeg in december 2013 toestemming om activiteiten te ontwikkelen voor haar bedrijf. Echter, zij heeft nooit inkomsten uit haar bedrijf gemeld bij het college, wat leidde tot een onderzoek naar de rechtmatigheid van haar bijstandsverlening. Op basis van dit onderzoek heeft het college in november 2015 besloten om de bijstand over een bepaalde periode te herzien en een bedrag van € 2.901,37 terug te vorderen.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij haar inlichtingenverplichting niet heeft geschonden, maar de Raad oordeelt dat appellante wel degelijk de inkomsten uit haar bedrijf had moeten melden. De Raad stelt vast dat het college terecht heeft geconcludeerd dat appellante te veel bijstand heeft ontvangen, omdat zij haar inkomsten niet heeft opgegeven. De Raad bevestigt dat de verplichting om inkomsten te melden objectief is en dat opzet geen rol speelt in deze beoordeling.
De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.