ECLI:NL:CRVB:2018:1940
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking bijstandsuitkering en terugvordering kosten bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving vanaf 5 september 2012 bijstand op basis van de Participatiewet (PW), maar zijn bijstand werd per 1 september 2015 ingetrokken omdat hij niet reageerde op verzoeken om inkomensgegevens. Het college had twijfels over de woonsituatie van appellant, wat leidde tot een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek omvatte onder andere een huisbezoek en het opvragen van verbruiksgegevens van gas, water en elektra. De bevindingen uit dit onderzoek leidden tot de conclusie dat appellant in de periode van 6 januari 2015 tot 1 september 2015 niet op het uitkeringsadres woonde, wat resulteerde in de intrekking van de bijstand en de terugvordering van kosten tot een bedrag van € 6.488,54.
De rechtbank heeft in haar uitspraak de onderzoeksbevindingen als voldoende onderbouwing gezien voor de intrekking van de bijstand. Appellant heeft in hoger beroep de gronden herhaald die hij eerder had aangevoerd, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigt het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelt dat de verklaring van appellant over zijn woonsituatie niet consistent is en dat de onderzoeksresultaten voldoende zijn om te concluderen dat hij niet op het uitkeringsadres woonde. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, evenals de proceskosten.