ECLI:NL:CRVB:2018:1818

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
17/4574 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaald griffierecht

Op 7 juni 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/4574 WAO. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing waarbij het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk was verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De appellant, woonachtig in Marokko, had in zijn verzetschrift aangegeven dat hij het griffierecht binnen de gestelde termijn had voldaan en verzocht om de gelegenheid te krijgen nadere gronden in te dienen.

De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de appellant in zijn verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim was. De Raad heeft vastgesteld dat er in de financiële administratie geen bewijs van betaling door of namens de appellant is aangetroffen. De appellant had tot 10 dagen voor de zitting de kans om zijn stelling te onderbouwen met bewijsstukken, maar heeft dit nagelaten.

Gelet op deze overwegingen heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer, met H.C.P. Venema als voorzitter en N.L. Kuipers als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 juni 2018
17/4574 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 mei 2017, 16/7450 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Zitting heeft: H.C.P. Venema
Griffier: N.L. Kuipers
Ter zitting is niemand verschenen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht van 2 februari 2018 heeft de Raad het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
In het verzetschrift heeft appellant te kennen gegeven dat hij het griffierecht binnen de termijn aan de Raad heeft voldaan. Appellant heeft daarbij verzocht hem in de gelegenheid te stellen om nadere gronden in te dienen.
De Raad is van oordeel dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. In de financiële administratie van de Raad is geen door of namens appellant gedane betaling aangetroffen. Appellant had tot 10 dagen voor de zitting de gelegenheid zijn stelling dat hij het griffierecht heeft voldaan, te onderbouwen met bewijsstukken. Hij heeft dit echter niet gedaan.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) N.L. Kuipers (getekend) H.C.P. Venema
ew