ECLI:NL:CRVB:2018:1787

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
19 juni 2018
Zaaknummer
17-6150 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de vaststelling van de oorspronkelijke functie van een ambtenaar binnen de politie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had het beroep van appellante, een ambtenaar bij de politie, niet-ontvankelijk verklaard omdat het zich uitsluitend richtte tegen de voorgenomen plaatsing in een functie, en niet tegen de vaststelling van de oorspronkelijke functie. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank dit onterecht had gedaan. Appellante was sinds 1 juni 2010 werkzaam bij de politieregio en had in 2013 een functie toegewezen gekregen die in 2015 opnieuw werd vastgesteld door de korpschef. Appellante had bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar de korpschef handhaafde zijn besluit. De Raad oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat zij formeel van functie was gewijzigd na 1 januari 2012, en dat de korpschef de oorspronkelijke functie terecht had vastgesteld. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellante ongegrond. Tevens werd de korpschef veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.002,-.

Uitspraak

17.6150 AW

Datum uitspraak: 7 juni 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
3 augustus 2017, 16/4765 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P.L.J. Woesthoff, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Namens de korpschef heeft mr. M.H. Horst, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Mr. Woesthoff heeft desgevraagd nadere stukken ingezonden en mr. Horst heeft daarop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2018. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Woesthoff en W.M.M. van Meer. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Horst.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was vanaf 1 juni 2010 werkzaam bij de politieregio [regio] , thans eenheid [eenheid] , in de functie van [functie 1] bij de
[Dienst 1] . Bij besluit van 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellante binnen het Landelijke Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) besloten
tot toekenning van en overgang naar de functie van [functie 2] (schaal 6), vakgebied [vakgebied] per 1 januari 2012. Appellante heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen dit besluit, zodat dit besluit in rechte vaststaat.
1.2.
Ten behoeve van de reorganisatie van de politie heeft de korpschef bij besluit
van 1 december 2015 als oorspronkelijke functie van appellante de functie van
[functie 2] (schaal 6), met als plaats van tewerkstelling [adres 1]
vastgesteld.
1.3.
Daarnaast heeft de korpschef op 1 december 2015 het voornemen kenbaar gemaakt om appellante als functievolger te plaatsen in de functie van [functie 2] (schaal 6) bij de eenheid [eenheid] , [Dienst 2] met als plaats van tewerkstelling [adres 2]
.
1.4.
Bij brief van 11 januari 2016 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen het besluit van
1 december 2015 tot vaststelling van de oorspronkelijke functie.
1.5.
Bij afzonderlijke brief van 11 januari 2016 heeft appellante haar bedenkingen geuit tegen het voornemen tot plaatsing in de functie van [functie 2] (schaal 6) met als plaats van tewerkstelling [adres 2] .
1.6.
Bij beslissing op bezwaar van 8 juni 2016 (bestreden besluit) heeft de korpschef het besluit van 1 december 2015 tot vaststelling van de oorspronkelijke functie in stand gelaten.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit
niet-ontvankelijk verklaard, omdat het zich uitsluitend richt tegen de voorgenomen plaatsing van appellante in de functie van [functie 2] (schaal 6) met als plaats van tewerkstelling [adres 2] .
3. In hoger beroep heeft appellante zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht dient het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep te bevatten. Het beroepschrift van appellante tegen het bestreden besluit bevat gronden. De rechtbank heeft echter overwogen dat deze gronden uitsluitend gericht zijn tegen de voorgenomen plaatsing en niet tegen de vaststelling van de oorspronkelijke functie. De rechtbank heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard. Dat is niet juist. Nu het beroepschrift is gericht tegen het bestreden besluit en gronden bevat, diende de rechtbank te beoordelen of deze gronden het bestreden besluit kunnen aantasten. Als dat niet het geval is, bijvoorbeeld omdat ze niet zien op de kwestie waarover het bestreden besluit gaat, moet het beroep ongegrond worden verklaard. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het bestreden besluit beoordelen op basis van wat appellante daartegen heeft aangevoerd.
4.2.
Appellante heeft zich op het standpunt gesteld dat de korpschef haar oorspronkelijke functie niet juist heeft vastgesteld. Dit betoog slaagt niet. In artikel Ia, eerste lid, van de Regeling Landelijk Sociaal Statuut is bepaald dat in afwijking van artikel 1, onderdeel j, voor de reorganisatie Politiewet 2012 als oorspronkelijke functie wordt aangemerkt de functie waarin de ambtenaar was aangesteld op 1 januari 2012, tenzij de ambtenaar aantoont dat hij na die datum formeel van functie is gewijzigd zonder dat deze wijziging verband hield met de voorbereidingen van die reorganisatie, of de ambtenaar na 31 maart 2011 formeel van functie is gewijzigd in verband met de voorbereidingen van die reorganisatie. In dat geval geldt als oorspronkelijke functie de functie die de ambtenaar bekleedde op 31 maart 2011. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij na 31 maart 2011 formeel van functie is gewijzigd. Dit betekent dat voor haar als oorspronkelijke functie geldt de functie waarin zij was aangesteld op 1 januari 2012, te weten de functie van [functie 2] (schaal 6), vakgebied [vakgebied]. De korpschef heeft die functie voor appellante dus terecht als oorspronkelijke functie vastgesteld.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep gegrond moet worden verklaard, de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond moet worden verklaard.
5. Aanleiding bestaat de korpschef te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze worden begroot op € 1.002,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de korpschef in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.002,-;
  • bepaalt dat de korpschef aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van
€ 250,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van F. Dinleyici als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2018.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) F. Dinleyici

LO