In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had het beroep van appellante, een ambtenaar bij de politie, niet-ontvankelijk verklaard omdat het zich uitsluitend richtte tegen de voorgenomen plaatsing in een functie, en niet tegen de vaststelling van de oorspronkelijke functie. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank dit onterecht had gedaan. Appellante was sinds 1 juni 2010 werkzaam bij de politieregio en had in 2013 een functie toegewezen gekregen die in 2015 opnieuw werd vastgesteld door de korpschef. Appellante had bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar de korpschef handhaafde zijn besluit. De Raad oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat zij formeel van functie was gewijzigd na 1 januari 2012, en dat de korpschef de oorspronkelijke functie terecht had vastgesteld. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellante ongegrond. Tevens werd de korpschef veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.002,-.