Uitspraak
OVERWEGINGEN
,
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, werkzaam bij de gemeente Den Haag, had zich op 3 juni 2013 ziek gemeld met psychische klachten. Na een periode van re-integratie en herplaatsingsinspanningen door het college, heeft het Uwv op 10 mei 2016 vastgesteld dat het college voldoende inspanningen heeft verricht. Appellante was het niet eens met het ontslag dat haar was verleend op grond van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. De Raad oordeelde dat het college in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om appellante te ontslaan. De Raad volgde appellante niet in haar betoog dat het college onvoldoende had gedaan om haar passend werk aan te bieden. De Raad concludeerde dat het college aan zijn verplichtingen tot herplaatsingsonderzoek had voldaan en dat er geen duidelijk zicht op herstel was ten tijde van het primaire besluit. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.