ECLI:NL:CRVB:2018:1753
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet ongegrond in bestuursrechtelijke procedure omtrent griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in het verzet van verzoeker tegen een eerdere beslissing van de Raad. De zaak betreft een verzoek om herziening van een uitspraak van 31 mei 2017, waarin het verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Verzoeker heeft in verzet aangevoerd dat hij betalingsonmacht heeft en dat zijn verzoek om vrijstelling van het griffierecht op oneigenlijke gronden is afgewezen. Hij heeft ook verwezen naar eerdere gevallen waarin andere rechterlijke instanties, waaronder de Hoge Raad, zijn verzoek om vrijstelling hebben toegewezen.
De Raad heeft echter geoordeeld dat verzoeker in verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim is geweest. Het is niet gebleken dat verzoeker tijdig een verzoek om vrijstelling van het griffierecht heeft ingediend, en de Raad heeft benadrukt dat verzoeker in een nieuwe procedure opnieuw een verzoek moet indienen en actuele informatie moet verstrekken om te beoordelen of hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.
De Centrale Raad van Beroep heeft daarom het verzet ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 juni 2018.