ECLI:NL:CRVB:2018:1725

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
17/4602 ANW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en verzuim

Op 12 juni 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/4602 ANW-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellante tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De Raad oordeelde dat appellante geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat zij niet in verzuim is geweest. De zaak is behandeld tijdens een zitting op 1 mei 2018, waar beide partijen niet verschenen.

De eerdere uitspraak van 6 oktober 2017 was gebaseerd op het feit dat het griffierecht niet tijdig was betaald. Appellante voerde aan dat er sprake was van slechte postbezorging in Kaapverdië en dat zij de relevante brieven pas begin 2018 had ontvangen. De Raad achtte deze argumenten niet geloofwaardig, aangezien vaststond dat het griffierecht pas op 8 september 2017 was betaald, ver buiten de gestelde termijn.

De Raad verklaarde het verzet ongegrond en besliste dat het te laat betaalde griffierecht van € 124,- aan appellante zou worden terugbetaald. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter H.C.P. Venema, in aanwezigheid van griffier N.L. Kuipers, en werd openbaar uitgesproken op 12 juni 2018.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 juni 2018
17/4602 ANW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2017, 16/2835 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Kaapverdië (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 6 oktober 2017 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 1 mei 2018, waar beide partijen – met voorafgaand bericht – niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 6 oktober 2017 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de in de brief van 1 augustus 2017 gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In verzet voert appellante aan dat er een slechte postbezorging is op Kaapverdië. Ook heeft appellante te kennen gegeven dat zij de brieven van 1 augustus 2017 en 6 oktober 2017 van
de Raad pas begin 2018 heeft ontvangen.
De Raad is van oordeel dat appellante geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest. In de nota van 30 juni 2017, die verzonden is naar aanleiding van het ingestelde hoger beroep, is een eerste betaaltermijn van vier weken gegeven. De Raad heeft op 1 augustus 2017 een
– aangetekende – rappel voor betaling van het griffierecht naar appellante verstuurd. Vast staat dat appellante het griffierecht op 8 september 2017, buiten de gestelde termijn, heeft betaald. Dat zij de uitnodiging tot betaling van het griffierecht eerst begin 2018 heeft ontvangen is ongeloofwaardig.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht van € 124,- zal door de griffier van de Raad aan appellante worden terugbetaald.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het verzet ongegrond;
  • bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 124,- door de griffier van de Centrale Raad van Beroep aan appellante wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) N.L. Kuipers

IJ