ECLI:NL:CRVB:2018:1724
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake WIA-V
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2018 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hoger beroep. Het hoger beroep was eerder niet-ontvankelijk verklaard omdat de gronden van het hoger beroep en de schriftelijke machtiging niet binnen de gestelde termijn waren ingediend. De termijn was vastgesteld in aangetekend verzonden brieven van 30 oktober 2017, waarbij de laatste dag voor indiening op 27 november 2017 viel.
De gemachtigde van appellante, drs. R.J. Dobbelaar, stelde in het verzetschrift dat de gronden en de machtiging wel tijdig waren ingediend, omdat deze per fax waren verzonden op 27 november 2017. Echter, de Raad ontving de documenten pas op 28 november 2017, na afloop van de termijn. Tijdens de zitting op 1 mei 2018 erkende de gemachtigde dat er geen bewijs was voor een eerdere verzending per fax.
De Raad oordeelde dat de formulering in de brieven van de Raad duidelijk maakte dat bij niet-nakoming van de termijn het beroep niet ontvankelijk verklaard zou worden. De gemachtigde voerde aan dat de Raad een afweging had moeten maken, maar de Raad wees deze grond van verzet af. Ook het beroep op de Procesregeling bestuursrechterlijke colleges werd verworpen, omdat de tekst in de brieven van de Raad geen misverstand over de gevolgen van het niet voldoen aan de termijn veroorzaakte.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier.