Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het verzet ongegrond;
- bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 124,- door de griffier van de Centrale Raad van Beroep aan appellant wordt terugbetaald.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2018 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 12 mei 2017, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Appellant had verzet aangetekend omdat hij gezondheidsproblemen had, waardoor hij niet in staat was het griffierecht van € 124,- tijdig te betalen. De Raad overwoog dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat appellant niet in verzuim was geweest. De gezondheidsproblemen werden niet onderbouwd met bewijsstukken, en de Raad concludeerde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij in onmacht verkeerde om het griffierecht te voldoen.
De Raad oordeelde dat het griffierecht niet wezenlijk de toegang tot de rechter had belemmerd, en dat de stelling van appellant dat de hoogte van het griffierecht in strijd was met artikel 6 van het EVRM niet slaagde. De uitspraak van de Raad van 12 mei 2017 werd bevestigd, en het verzet werd ongegrond verklaard. Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht zou door de griffier aan appellant worden terugbetaald, maar er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in bestuursrechtelijke procedures en de vereisten voor het aannemelijk maken van betalingsonmacht.