ECLI:NL:CRVB:2018:1717

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
17-4010 ZVW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

Op 12 juni 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/4010 ZVW-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellante tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De Raad oordeelde dat appellante in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat zij niet in verzuim was. De zaak is behandeld tijdens een zitting op 1 mei 2018, waar beide partijen niet verschenen.

De eerdere uitspraak van 22 november 2017 was gebaseerd op het feit dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellante stelde in verzet dat zij de nota voor het griffierecht niet had ontvangen en vroeg om vrijstelling van betaling. De Raad concludeerde echter dat er geen reden was om aan te nemen dat appellante de nota's niet had ontvangen, aangezien deze naar het bekende adres waren verzonden en niet retour waren gekomen.

De Raad verklaarde het verzet ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 12 juni 2018, ondertekend door H.C.P. Venema en griffier N.L. Kuipers.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 juni 2018
17/4010 ZVW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 mei 2017, 16/7790 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)

CAK

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 22 november 2017 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 1 mei 2018, waar beide partijen - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 22 november 2017 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet verzuim is geweest.
In verzet heeft appellante aangevoerd dat zij de nota voor betaling van het griffierecht niet heeft ontvangen. Ook vraagt appellante aan de Raad om het griffierecht niet te hoeven betalen.
De Raad is van oordeel dat appellante in verzet geen feiten en of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Er bestaat geen aanleiding om aan te nemen dat appellante de nota’s voor betaling van het griffierecht niet heeft ontvangen. Zowel de nota van 2 juni 2018 als de aangetekend verzonden rappel van 4 juli 2017 voor betaling van het griffierecht zijn naar het bij de Raad bekende adres verzonden en niet bij de Raad retour ontvangen. Aan het verzoek om vrijstelling van het griffierecht kan geen gehoor worden gegeven nu appellante dit buiten
de termijn voor betaling van het griffierecht en om die reden niet tijdig heeft gedaan.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) N.L. Kuipers

LO