ECLI:NL:CRVB:2018:1588
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar inzake bijstandsintrekking
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun bezwaar tegen de intrekking van hun bijstandsuitkering ongegrond heeft verklaard. Appellanten ontvingen bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en hebben bezwaar gemaakt tegen de intrekking van hun bijstand per 2 mei 2015, omdat zij volgens het college in strijd met hun inlichtingenverplichting geen melding hebben gemaakt van inkomsten. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 mei 2018 uitspraak gedaan. De Raad overweegt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat het college aannemelijk moet maken dat het besluit op het juiste adres is verzonden. Appellanten stelden dat zij het besluit niet hebben ontvangen, maar de Raad oordeelt dat het college voldoende bewijs heeft geleverd dat het besluit naar het juiste adres is verzonden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond voor een veroordeling tot schadevergoeding bestaat.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheden van zowel het bestuursorgaan als de appellanten in het proces van bezwaar en beroep.