ECLI:NL:CRVB:2018:1535
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende ambtenarenrecht
Op 22 mei 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met kenmerk 18/957 AW-VV, waarin een verzoek om een voorlopige voorziening werd behandeld. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. de Boorder, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. Deze eerdere uitspraak, gedateerd op 6 februari 2018, had betrekking op de zaken 17/6937 en 17/6938. Tijdens de zitting op 23 april 2018 was verzoekster niet verschenen, terwijl de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, vertegenwoordigd door mr. R.L.J.J. Vereijken, wel aanwezig was.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak. Hierdoor was er geen hoger beroep meer aanhangig, wat een voorwaarde is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De Raad concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er geen hoger beroep meer aanhangig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 22 mei 2018, door N.J. van Vulpen-Grootjans, in tegenwoordigheid van griffier J. Smolders.