ECLI:NL:CRVB:2018:1527
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die zich in 2010 ziek meldde vanwege psychische en lichamelijke klachten, had aanvankelijk recht op een WIA-uitkering. Echter, na een heronderzoek door het Uwv in 2014, werd vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid was afgenomen en dat zij geen recht meer had op een WGA-uitkering. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de artsen van het Uwv haar beperkingen hebben onderschat en dat zij niet in staat is om de geselecteerde functies te vervullen. De Raad heeft de zorgvuldigheid van de besluitvorming door het Uwv beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De artsen waren op de hoogte van de klachten van appellante en hebben deze in hun beoordeling betrokken. De Raad heeft ook het beroep van appellante op het arrest Korošec besproken, maar oordeelde dat er geen belemmeringen waren voor appellante om haar standpunt te onderbouwen. Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellante.