ECLI:NL:CRVB:2018:1473
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak met betrekking tot huurschuld en bijstandsverlening
In deze zaak heeft verzoeker, bijgestaan door mr. C.L. van Oostveen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin zijn bezwaar tegen de intrekking van zijn bijstand werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 mei 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker ontving sinds 1 oktober 2013 bijstand, maar deze werd ingetrokken vanwege vermeende schending van de inlichtingenverplichting. Verzoeker had geen inzicht gegeven in de bankrekening van een derde, wat leidde tot terugvordering van bijstandsbedragen. In hoger beroep stelde verzoeker dat hij spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat hij dreigde ontruimd te worden uit zijn woning en achterstanden had bij zijn energieleverancier. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag voerde echter aan dat verzoeker inmiddels bijstand in de vorm van een lening had ontvangen en dat er geen spoedeisend belang was. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen actuele spoedeisende belangen waren die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigden, en wees het verzoek af. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een actueel spoedeisend belang voor het treffen van voorlopige voorzieningen in bestuursrechtelijke zaken.