ECLI:NL:CRVB:2018:1414

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
14 mei 2018
Zaaknummer
17/1474 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om dwangsom wegens tijdige beslissing door de Sociale verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank. Appellante had een verzoek om een dwangsom ingediend, omdat zij meende dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet tijdig had beslist op haar bezwaar. De Svb had eerder besloten om de AIO-aanvulling van appellante met terugwerkende kracht in te trekken en een bedrag van € 50.779,25 terug te vorderen. Appellante stelde de Svb in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar, maar de Svb had op 6 januari 2015 al beslist op dit bezwaar. De rechtbank had het beroep van appellante tegen de afwijzing van het verzoek om dwangsom ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de Svb tijdig had beslist op het bezwaar van appellante. De Raad benadrukte dat de inhoudelijke beoordeling van het bezwaar tegen de terugvordering niet aan de orde kon komen in de procedure over de dwangsom. De beslissing van de rechtbank werd derhalve bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

17.1474 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank [woonplaats] van 6 januari 2017, 16/4361 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 24 april 2018
Zitting heeft: O.L.H.W.I. Korte
Griffier: J.R. Trox
Ter zitting zijn verschenen: [Appellante], bijgestaan door drs. H.L. Caïro. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sturmans

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1. Bij besluit van 26 juli 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 25 november 2013, voor zover van belang, heeft de Svb de AIO-aanvulling van appellante met ingang van
1 januari 2007 ingetrokken en de over de periode van januari 2007 tot en met juli 2013 gemaakte kosten van AIO-aanvulling tot een bedrag van € 50.779,25 van appellante teruggevorderd. Bij brief van 23 december 2013 heeft de Svb aan appellante meegedeeld dat zij het teveel ontvangen bedrag aan AIO-aanvulling van € 50.779,25 moet terugbetalen en binnen zes weken na dagtekening van de brief aan de Svb dient over te maken.
2. Bij brief van 23 december 2014 heeft appellante de Svb in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar van 22 januari 2014. Bij besluit van 24 maart 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 14 juni 2016 (bestreden besluit), heeft de Svb het verzoek om toekenning van een dwangsom afgewezen. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Bij besluit van 6 januari 2015 heeft de Svb beslist op het tegen die brief door appellante op 22 januari 2014 gemaakte bezwaar. Daarbij heeft de Svb besloten het bezwaar, voor zover gericht tegen de terugvordering, niet inhoudelijk te behandelen (lees: niet-ontvankelijk te verklaren) en het bezwaar, voor zover gericht tegen de wijze van terugbetalen, ongegrond te verklaren.
4. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de Svb met het besluit van 6 januari 2015 binnen twee weken na de ontvangst van de ingebrekestelling op het bij brief van 22 januari 2014 door appellante gemaakte bezwaar heeft beslist en derhalve geen dwangsom verschuldigd is. Dat niet, zoals appellante wil, inhoudelijk is beslist op haar bezwaar tegen de terugvordering, maakt dat niet anders. Een oordeel over de inhoud van het besluit van 6 januari 2015 kan slechts in een beroepsprocedure tegen dit besluit aan de orde komen en niet in een procedure ter verkrijging van een dwangsom.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(get.) J.R. Trox (get.) O.L.H.W.I. Korte
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep
ew