ECLI:NL:CRVB:2018:1414
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om dwangsom wegens tijdige beslissing door de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank. Appellante had een verzoek om een dwangsom ingediend, omdat zij meende dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet tijdig had beslist op haar bezwaar. De Svb had eerder besloten om de AIO-aanvulling van appellante met terugwerkende kracht in te trekken en een bedrag van € 50.779,25 terug te vorderen. Appellante stelde de Svb in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar, maar de Svb had op 6 januari 2015 al beslist op dit bezwaar. De rechtbank had het beroep van appellante tegen de afwijzing van het verzoek om dwangsom ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de Svb tijdig had beslist op het bezwaar van appellante. De Raad benadrukte dat de inhoudelijke beoordeling van het bezwaar tegen de terugvordering niet aan de orde kon komen in de procedure over de dwangsom. De beslissing van de rechtbank werd derhalve bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is vastgelegd in een proces-verbaal.