ECLI:NL:CRVB:2018:1411

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 mei 2018
Publicatiedatum
14 mei 2018
Zaaknummer
17/2678 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens te late betaling griffierecht

Op 1 mei 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/2678 WAO-V. Deze uitspraak betreft een verzet dat door de appellant is ingediend tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat het griffierecht niet tijdig was betaald. De appellant stelde in verzet dat hij het griffierecht binnen de gestelde termijn had voldaan en overhandigde een bankafschrift als bewijs, waaruit bleek dat het griffierecht op 12 juli 2017 was overgemaakt.

De Centrale Raad van Beroep heeft echter vastgesteld dat het griffierecht pas op 13 juli 2017 op de rekening van de Raad was bijgeschreven, wat na de deadline van 6 juni 2017 was. De Raad oordeelde dat de appellant geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim was geweest. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard. De Raad heeft tevens bepaald dat het te laat betaalde griffierecht van € 124,- door de griffier aan de appellant zal worden terugbetaald. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de griffier N.L. Kuipers aanwezig was. Ter zitting is niemand verschenen, en de beslissing is vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

Datum uitspraak: 1 mei 2018
17/2678 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 maart 2017, 16/6441 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Zitting heeft: H.C.P. Venema
Griffier: N.L. Kuipers
Ter zitting is niemand verschenen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het verzet ongegrond;
  • bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 124,- door de griffier van de
Centrale Raad van Beroep aan appellant wordt terugbetaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht van 8 september 2017 heeft de Raad het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig is betaald.
Appellant heeft in verzet te kennen gegeven dat hij het griffierecht binnen de termijn heeft voldaan. Hij heeft een bankafschrift overgelegd, waaruit blijkt dat het griffierecht op
12 juli 2017 is overgemaakt.
Appellant heeft in verzet geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Binnen de gestelde termijn, welke termijn eindigde op 6 juni 2017, is door de Raad geen griffierecht ontvangen. Eerst op
13 juli 2017 is het griffierecht op de rekening van de Raad bijgeschreven. Dit is (ruim) na afloop van de gestelde termijn.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 124,-) zal door de griffier van de Raad aan appellant worden terugbetaald.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) N.L. Kuipers (getekend) H.C.P. Venema

LO