ECLI:NL:CRVB:2018:1278

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 mei 2018
Publicatiedatum
1 mei 2018
Zaaknummer
15/8062 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in bestuursrechtelijke procedure

Op 1 mei 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/8062 PW-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing van de Raad van 1 november 2016, waarin het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was voldaan. Appellant, vertegenwoordigd door mr. M.M. Volwerk, heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was bijgeschreven op de rekening van de Raad, maar heeft ook rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van het geval. Na het verzet heeft appellant alsnog het griffierecht voldaan, wat de Raad heeft doen besluiten het verzet gegrond te verklaren. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van 1 november 2016 vervalt en het onderzoek in de oorspronkelijke stand wordt voortgezet.

De Raad heeft geen aanleiding gezien om appellant te veroordelen in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter H.C.P. Venema, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 1 mei 2018
15/8062 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 november 2015, 15/3203 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 1 november 2016 heeft de Raad het door mr. M.M. Volwerk namens appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellant heeft mr. Volwerk verzet gedaan.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 1 november 2016 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 28 januari 2016 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval heeft de Raad (de gemachtigde van) appellant in de gelegenheid gesteld het verschuldigde griffierecht alsnog te voldoen, waarna het tijdig is voldaan.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van
1 november 2016 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
1 mei 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
sg