Uitspraak
16.7530 PW
OVERWEGINGEN
Bij besluit van 23 oktober 2015 heeft de Svb de aanvraag afgewezen op de grond dat appellant meer vermogen heeft dan de voor hem geldende vermogensgrens.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die sinds 1 juli 2009 een ouderdomspensioen ontvangt, had een aanvraag ingediend voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de AIO-aanvulling van de appellant eerder ingetrokken, omdat uit onderzoek was gebleken dat hij een woning in Marokko bezat, wat zijn vermogen boven de geldende vermogensgrens bracht. De appellant had geen bewijsstukken over de verkoop van deze woning overgelegd, ondanks herhaalde verzoeken van de Svb.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, en de appellant ging in hoger beroep. In hoger beroep voerde de appellant aan dat het onderzoek naar zijn woningbezit onzorgvuldig was en dat hij in een moeilijke financiële situatie verkeerde. De Raad oordeelde echter dat de bewijslast voor het aantonen van bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt. Aangezien de appellant geen verifieerbare stukken had overgelegd die zijn beweringen ondersteunden, kon de Svb niet vaststellen of de appellant recht had op de AIO-aanvulling.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb terecht had gehandeld door de aanvraag af te wijzen. De appellant had onvoldoende duidelijkheid verschaft over zijn financiële situatie, en het besluit van de Svb uit 2013, waarin werd vastgesteld dat hij een woning in Marokko bezat, bleef onaantastbaar. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.