ECLI:NL:CRVB:2018:1212
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake griffierecht en betalingsonmacht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2018 uitspraak gedaan in het kader van een verzet tegen een eerdere uitspraak van 25 augustus 2017. In die eerdere uitspraak werd het verzoek om herziening van een eerdere beslissing van de Raad van 14 september 2016 niet-ontvankelijk verklaard. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. drs. T. de Boer, had verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijk verklaring. Tijdens de zitting op 1 maart 2018 waren het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en de belanghebbende, Stichting Trivium Lindenhof, niet verschenen.
De Raad oordeelde dat de eerdere uitspraak van 25 augustus 2017 berustte op het feit dat het griffierecht niet tijdig was betaald en dat er geen recente machtiging was overgelegd door de gemachtigde van verzoekster. Verzoekster had eerder een beroep op betalingsonmacht gedaan, maar dit was afgewezen omdat zij geen relevante financiële gegevens had overgelegd. In het verzet werd opnieuw aangevoerd dat verzoekster in een andere procedure was vrijgesteld van griffierecht en dat de machtiging geldig was. De Raad oordeelde echter dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die haar verzuim konden rechtvaardigen.
De Raad benadrukte dat, ondanks de vrijstelling in een andere procedure, verzoekster verplicht was om recente informatie te verstrekken. Ook werd opgemerkt dat de overgelegde machtiging dateerde van 20 oktober 2014, terwijl de Raad het recht heeft om een recente machtiging op te vragen. Gezien deze overwegingen verklaarde de Raad het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.