ECLI:NL:CRVB:2018:1140
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op grond van artikel 54, lid 4 van de Participatiewet wegens niet overleggen van gegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 19 december 2015 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW), had op 12 mei 2016 gemeld dat hij was verhuisd. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam verzocht hem om gegevens met betrekking tot zijn woon- en leefsituatie, maar appellant heeft deze gegevens niet tijdig overgelegd. Het college heeft daarop de bijstand met ingang van 2 juni 2016 opgeschort en uiteindelijk ingetrokken op basis van artikel 54, lid 4 van de PW.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij de verzoeken van het college niet heeft ontvangen omdat hij niet bij zijn post kon komen. De Raad overweegt dat het appellant zelf is aan te rekenen dat hij geen passende maatregelen heeft genomen om zijn post te ontvangen. De Raad concludeert dat de intrekking van de bijstand rechtmatig is, omdat appellant niet binnen de gestelde termijn de gevraagde gegevens heeft overgelegd en hem dit te verwijten valt. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig overleggen van relevante gegevens voor de verlening van bijstand en de verantwoordelijkheid van de aanvrager om ervoor te zorgen dat hij op de hoogte is van verzoeken van het college.