ECLI:NL:CRVB:2018:1136
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor verhuiskosten en goederen op basis van artikel 35 PW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellante, die bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW), had op 2 maart 2016 bijzondere bijstand aangevraagd voor verhuiskosten en de kosten van diverse goederen, waaronder verf, een vloer, een koelkast, bedden, een eettafel en een fornuis. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem heeft deze aanvraag op 7 maart 2016 afgewezen, omdat de kosten niet als noodzakelijke kosten in de zin van artikel 35 PW konden worden aangemerkt.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen dat de aanvrager moet aantonen dat de kosten noodzakelijk zijn. De rechtbank concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat haar verhuizing en de daarmee samenhangende kosten noodzakelijk waren. De gezondheidsklachten van haar zoon, die door appellante als argument werden aangevoerd, waren niet voldoende om een medische noodzaak voor de verhuizing aan te tonen.
In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden was ingegaan en dat appellante geen nieuwe redenen had aangedragen die de eerdere afwijzing konden onderbouwen. De Raad bevestigde daarom de uitspraak van de rechtbank en wees de aanvraag om bijzondere bijstand opnieuw af. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.