ECLI:NL:CRVB:2018:1081

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
17/647 WW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens niet tijdig betaald griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2018 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 2 augustus 2017. In die eerdere uitspraak werd het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellante heeft verzet aangetekend, maar is niet verschenen op de zitting van 1 maart 2018. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in haar verzetschrift geen verklaring heeft gegeven voor het niet betalen van het griffierecht. De Raad concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat het verzuim appellante niet kan worden verweten. Daarom heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 april 2018
17/647 WW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van
de rechtbank Rotterdam van 24 november 2016, 16/2678 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 2 augustus 2017 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 1 maart 2018, waar partijen
– met voorafgaand bericht – niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 2 augustus 2017 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld
dat appellante niet in verzuim is geweest.
De Raad stelt vast dat appellante in haar verzetschrift geen verklaring heeft gegeven voor
het feit dat het griffierecht niet is betaald. Appellante heeft – slechts – te kennen gegeven op welke gronden zij het niet eens is met de aangevallen uitspraak.
Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel
dat het verzuim appellante niet kan worden verweten, moet het verzet ongegrond worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 april 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) N.L. Kuipers

LO