ECLI:NL:CRVB:2018:1079

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
16/8103 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van hogerberoepschrift inzake WIA-V

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hogerberoepschrift. De zaak betreft een geschil over de WIA-V, waarbij appellante in verzet is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 14 april 2017. In die uitspraak werd het hogerberoepschrift niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. De laatste dag voor indiening was 14 november 2016, maar het hogerberoepschrift was pas gedateerd op 23 december 2016 en werd pas op 29 december 2016 ontvangen door de Raad.

Appellante voerde in verzet aan dat zij de Nederlandse taal niet voldoende beheerst en dat haar echtgenoot de post afhandelt. Hierdoor zou zij de aangevallen uitspraak op de verkeerde stapel hebben gelegd, waardoor haar echtgenoot pas na afloop van de termijn kennis nam van de uitspraak. De Raad oordeelde echter dat appellante zelf verantwoordelijk is voor de afhandeling van haar post en dat de door haar aangevoerde redenen niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Raad concludeerde dat appellante niet de nodige maatregelen had getroffen om de beoordeling en afhandeling van haar post te waarborgen.

De Centrale Raad van Beroep verklaarde het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 12 april 2018.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 april 2018
16/8103 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van
de rechtbank Oost-Brabant van 30 september 2016, 16/912 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Aan het geding heeft deelgenomen:
[belanghebbende BV] (belanghebbende)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 14 april 2017 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 1 maart 2018. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot, de heer [naam echtgenoot]. Het Uwv en belanghebbende hebben zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 14 april 2017 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was
14 november 2016. Het hogerberoepschrift is gedateerd 23 december 2016, is op
28 december 2016 ter post bezorgd en is op 29 december 2016 bij de Raad ontvangen.
Het is daarmee niet tijdig ingediend.
In verzet is aangevoerd dat appellante de Nederlandse taal niet voldoende beheerst en haar echtgenoot de post afhandelt. Bij afwezigheid van haar echtgenoot, die voor zijn werk regelmatig een week in het buitenland verblijft, legt appellante de belangrijke post op een aparte stapel. Aangezien appellante de aangevallen uitspraak op de verkeerde stapel heeft gelegd, heeft haar echtgenoot pas kennis genomen van de uitspraak na afloop van de hogerberoepstermijn.
De Raad ziet in het door appellante aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het ligt op de weg van appellante om maatregelen
te treffen om zowel de beoordeling als de afhandeling van haar post mogelijk te maken. Dat
in dit geval deze maatregelen niet toereikend bleken, moet voor haar risico komen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 april 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) N.L. Kuipers

LO