ECLI:NL:CRVB:2018:1079
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van hogerberoepschrift inzake WIA-V
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hogerberoepschrift. De zaak betreft een geschil over de WIA-V, waarbij appellante in verzet is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 14 april 2017. In die uitspraak werd het hogerberoepschrift niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. De laatste dag voor indiening was 14 november 2016, maar het hogerberoepschrift was pas gedateerd op 23 december 2016 en werd pas op 29 december 2016 ontvangen door de Raad.
Appellante voerde in verzet aan dat zij de Nederlandse taal niet voldoende beheerst en dat haar echtgenoot de post afhandelt. Hierdoor zou zij de aangevallen uitspraak op de verkeerde stapel hebben gelegd, waardoor haar echtgenoot pas na afloop van de termijn kennis nam van de uitspraak. De Raad oordeelde echter dat appellante zelf verantwoordelijk is voor de afhandeling van haar post en dat de door haar aangevoerde redenen niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Raad concludeerde dat appellante niet de nodige maatregelen had getroffen om de beoordeling en afhandeling van haar post te waarborgen.
De Centrale Raad van Beroep verklaarde het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 12 april 2018.