ECLI:NL:CRVB:2018:1078

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
17/3867 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2018 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 25 juli 2017, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad oordeelde dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. Appellant had verzet aangetekend, stellende dat hij het hogerberoepschrift op 18 mei 2017 ter post had bezorgd, maar de Raad oordeelde dat er geen bewijs was dat dit daadwerkelijk was gebeurd. De termijn voor het indienen van het hoger beroep begon op 7 april 2017, na de bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank Limburg op 6 april 2017. De laatste dag voor indiening was 18 mei 2017. Het hogerberoepschrift werd echter pas op 22 mei 2017 ontvangen, en de poststempel op de envelop gaf aan dat het op 19 mei 2017 was verzonden. De Raad concludeerde dat appellant niet in verzuim was geweest en dat er geen feiten of omstandigheden waren die het verzet konden onderbouwen. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 april 2018
17/3867 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 6 april 2017, 16/3018 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 25 juli 2017 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 1 maart 2018. Appellant is verschenen. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 25 juli 2017 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In artikel 6:7 van de Awb in samenhang met de artikelen 6:8, 6:9 en 6:24 van de Awb is het volgende bepaald ten aanzien van de beroepstermijn voor het indienen van hoger beroep.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Hierbij wordt de poststempel als uitgangspunt genomen voor de datum van ter postbezorging.
De aangevallen uitspraak is op 6 april 2017 in afschrift aan partijen verzonden. De termijn voor het instellen van hoger beroep ving dus aan op 7 april 2017, de dag na bekendmaking. De laatste dag dat het hogerberoepschrift kon worden ingediend was op 18 mei 2017, zes weken na bekendmaking van de uitspraak. Het hogerberoepschrift is op 22 mei 2017 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 19 mei 2017 ter post bezorgd.
In verzet heeft appellant aangevoerd dat hij het hogerberoepschrift tijdig, op 18 mei 2017, ter post heeft bezorgd maar dat het poststuk door het weekend en de feestdagen niet op tijd bij de Raad is aangekomen. Ook heeft appellant aangevoerd dat de reden dat hij niet heeft gereageerd op de brief van de Raad van 2 juni 2017 is dat hij in veronderstelling was dat hij niet te laat was met het indienen van zijn hogerberoepschrift.
De Raad is van oordeel dat in verzet geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Appellant heeft geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat het hogerberoepschrift daadwerkelijk op 18 mei 2017 is gepost. Ook was er geen feestdag of weekend rond het einde van de beroepstermijn, de laatste dag was een donderdag.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 april 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) N.L. Kuipers

IJ