ECLI:NL:CRVB:2018:1077
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2018 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 13 oktober 2017, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant heeft verzet aangetekend en aangevoerd dat er fouten zijn gemaakt door de rechtbank met betrekking tot de zittingsdatum en de behandeling van zijn beroep op betalingsonmacht. Hij stelde dat hem telefonisch was medegedeeld dat hij vrijstelling van het griffierecht had gekregen.
Tijdens de zitting op 1 maart 2018 was appellant aanwezig, terwijl het CAK niet verscheen. De Raad overwoog dat appellant in verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim was geweest. De Raad benadrukte dat een beroep op betalingsonmacht bij de rechtbank waar de procedure was ingediend, gedaan moest worden. Appellant had zijn stelling dat hij een beroep op betalingsonmacht had ingediend bij de rechtbank in Assen niet met bewijsstukken onderbouwd.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 12 april 2018.