ECLI:NL:CRVB:2018:1077

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
17/4060 ZVW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2018 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 13 oktober 2017, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant heeft verzet aangetekend en aangevoerd dat er fouten zijn gemaakt door de rechtbank met betrekking tot de zittingsdatum en de behandeling van zijn beroep op betalingsonmacht. Hij stelde dat hem telefonisch was medegedeeld dat hij vrijstelling van het griffierecht had gekregen.

Tijdens de zitting op 1 maart 2018 was appellant aanwezig, terwijl het CAK niet verscheen. De Raad overwoog dat appellant in verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim was geweest. De Raad benadrukte dat een beroep op betalingsonmacht bij de rechtbank waar de procedure was ingediend, gedaan moest worden. Appellant had zijn stelling dat hij een beroep op betalingsonmacht had ingediend bij de rechtbank in Assen niet met bewijsstukken onderbouwd.

Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 12 april 2018.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 april 2018
17/4060 ZVW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 24 april 2017, 16/4546 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant 1] te [woonplaats] (appellant)

CAK

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 13 oktober 2017 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 1 maart 2018. Appellant is verschenen. Het CAK is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 13 oktober 2017 berust op de overweging dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet heeft appellant aangevoerd dat er bij de rechtbank fouten zijn gemaakt met de zittingsdatum en met de behandeling van zijn beroep op betalingsonmacht. Tijdens telefonisch contact met een medewerker van de rechtbank is hem verteld dat hij vrijstelling van betaling van het griffierecht heeft gekregen. Ter zitting geeft appellant te kennen dat hij eveneens een beroep op betalingsonmacht heeft gedaan in verband met de behandeling van zijn hoger beroep en dat dit verzoek om vrijstelling bij de rechtbank in Assen heeft ingeleverd omdat de procedure daar is begonnen.
In verzet zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. In de nota van
10 juni 2017, die verzonden is naar aanleiding van het ingestelde hoger beroep, staat vermeld dat een beroep op betalingsonmacht gedaan moet worden bij het gerecht waar de procedure is ingediend. Appellant heeft bovendien zijn stelling dat hij het beroep op betalingsonmacht bij de rechtbank Assen heeft ingediend niet met bewijsstukken onderbouwd.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 april 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) N.L. Kuipers

IJ