ECLI:NL:CRVB:2017:962
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in een bestuursrechtelijke procedure. Appellante, vertegenwoordigd door mr. W.J. Dammingh, had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van de korpschef van politie, dat op 30 april 2014 het bezwaar van appellante ongegrond verklaarde. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 500,- aan appellante, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de rechterlijke fase.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om het betaalde griffierecht te vergoeden. De Raad overweegt echter dat er geen recht bestaat op vergoeding van het griffierecht, omdat appellante een verzoek om schadevergoeding had ingediend, waarvoor op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen griffierecht verschuldigd is. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 12 januari 2017 ter ondersteuning van deze conclusie.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover deze is aangevochten. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 maart 2017.