ECLI:NL:CRVB:2017:962

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 maart 2017
Publicatiedatum
9 maart 2017
Zaaknummer
16/5510 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in een bestuursrechtelijke procedure. Appellante, vertegenwoordigd door mr. W.J. Dammingh, had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van de korpschef van politie, dat op 30 april 2014 het bezwaar van appellante ongegrond verklaarde. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 500,- aan appellante, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de rechterlijke fase.

In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om het betaalde griffierecht te vergoeden. De Raad overweegt echter dat er geen recht bestaat op vergoeding van het griffierecht, omdat appellante een verzoek om schadevergoeding had ingediend, waarvoor op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen griffierecht verschuldigd is. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 12 januari 2017 ter ondersteuning van deze conclusie.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover deze is aangevochten. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 maart 2017.

Uitspraak

16/5510 AW
Datum uitspraak: 9 maart 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2016, 14/3521 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellante besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van [functie], gewaardeerd in salarisschaal 8. Bij besluit van 30 april 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Voorts heeft de rechtbank de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie) veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan appellante tot een bedrag van € 500,-, wegens overschrijding van de redelijke termijn in de rechterlijke fase.
3. De Raad komt naar aanleiding van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd tot de volgende beoordeling.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep volstaan met het betoog dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om, met toepassing van artikel 8:74, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te bepalen dat het betaalde griffierecht aan appellante diende te worden vergoed.
3.2.
Anders dan appellante heeft betoogd bestaat geen recht op vergoeding van het in beroep betaalde griffierecht. Appellante heeft ter zitting van de rechtbank een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn ingediend. Op dit verzoek is de op 1 juli 2013 ingevoerde titel 8.4 van de Awb van toepassing. Op grond van het bepaalde in artikel 8:94, tweede lid, van de Awb is bij indiening van een verzoek als bedoeld in artikel 8:91, eerste lid, van de Awb, zoals hier aan de orde, geen griffierecht verschuldigd. De Raad verwijst naar zijn uitspraak van 12 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:102.
3.3.
Uit wat onder 3.2 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2017.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) P.W.J. Hospel

HD